
Jurisprudentie
BB0206
Datum uitspraak2007-07-11
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers153589
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-07-24
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers153589
Statusgepubliceerd
Indicatie
Anders dan eisers ziet de rechtbank niet in dat de in de statuten en het huishoudelijke reglement aangewezen arbitrageprocedure overeenkomstig het reglement inzake Arbitrage en bindend advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Midden-Nederland met onvoldoende waarborgen is omgeven. Het door De Valkenburcht overgelegde Reglement inzake arbitrage en bindend advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland – dat kennelijk door de aangewezen arbiters wordt gebruikt – bevat voldoende waarborgen voor een correcte en onpartijdige behandeling van het geschil. Evenmin blijkt dat de vorderingen van eisers in een arbitrageprocedure niet zouden kunnen worden toegewezen. Het standpunt van eisers is ook niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de aard van de vorderingen, te weten een bevel tot rectificatie en een bevel tot het overleggen van stukken, zich niet tegen een toewijzing in een arbitrale procedure. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bezwaren tegen het voorleggen van het geschil aan arbiters niet gegrond zijn.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 153589 / HA ZA 07-502
Vonnis in incident van 11 juli 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. H.M.G. van Lotringen,
advocaat mr. I.R.M. Goedings te Ede,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING SERVICEFLAT "PARKFLAT DE VALKENBURCHT",
gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. M.H. Kemna te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers] en De Valkenburcht genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. De Valkenburcht is eigenaresse van het gebouw van de serviceflat “Parkflat De Valkenburcht” te Oosterbeek en verzorgt voor de bewoners servicediensten, zoals maaltijdverstrekking, verwarming en overige diensten. Ook draagt De Valkenburcht zorg voor het onderhoud van het gebouw en de betaling van het personeel. De leden van De Valkenburcht zijn gerechtigd om in de serviceflat te wonen. De leden betalen De Valkenburcht hiervoor servicekosten.
2.2. [eisers] zijn leden van De Valkenburcht en woonachtig in de Parkflat.
2.3. [eisers] hebben eind 2004 twijfels geuit over het door het bestuur gevoerde beleid en de verslaglegging in de jaarrekening. Zij hebben vervolgens zowel het bestuur als de externe accountant van De Valkenburcht, de heer [XXX], om opheldering verzocht en inzage gevraagd in een aantal bescheiden van De Valkenburcht.
2.4. Het bestuur van De Valkenburcht is niet aan de wensen van [eisers] tegemoet gekomen. Ook heeft de Valkenburcht aangegeven dat [eisers] naar haar mening door hun handelwijze de accountant, het bestuur en de algemene ledenvergadering hebben beschadigd.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1. Postma c.s. vorderen in de hoofdzaak dat De Valkenburcht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om naar haar leden een rectificatie te doen uitgaan waarin zij, zakelijk weergegeven, meedeelt dat zij Postma c.s. onheus heeft bejegend en hun goede naam heeft beschadigd en voorts dat het bestuur zich in de kwestie met betrekking tot de accountant op onjuiste gegevens heeft gebaseerd en zijn verontschuldigingen aan Postma c.s. aanbiedt. Voorts vorderen Postma c.s. dat het bestuur hun overzichten in het kader van het Fond Flats en Kamers vanaf 8 december 1999 zal verstrekken.
4. De vordering in het incident
4.1. De Valkenburcht vordert daartegen voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [eisers] voeren hiertegen verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in het incident
5.1. De Valkenburcht beroept zich voor de onbevoegdheid van de rechtbank op artikel 48 lid 1 van haar statuten. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
Alle geschillen tussen een lid en de vereniging betreffende rechten en/of verplichtingen uit het lidmaatschap, buiten de gevallen bedoeld in artikel 43 en 47, zullen door arbitrage worden beslecht op de wijze als in het huishoudelijk reglement is bepaald (…)
5.2. Partijen zij het erover eens dat de vorderingen in de hoofdzaak een geschil betreffen tussen twee leden en de vereniging en dat hier geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 43 of artikel 47.
5.3. [eisers] hebben echter aangevoerd dat de arbitrageregeling als bedoeld in de statuten en het huishoudelijke reglement onvoldoende met waarborgen is omgeven en niet kan bewerkstelligen dat hun vordering op de door hen gewenste wijze wordt toegewezen.
5.4. Anders dan [eisers] ziet de rechtbank niet in dat de in de statuten en het huishoudelijke reglement aangewezen arbitrageprocedure overeenkomstig het reglement inzake Arbitrage en bindend advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Midden-Nederland met onvoldoende waarborgen is omgeven. Het door De Valkenburcht overgelegde Reglement inzake arbitrage en bindend advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Centraal Gelderland – dat kennelijk door de aangewezen arbiters wordt gebruikt – bevat voldoende waarborgen voor een correcte en onpartijdige behandeling van het geschil. Evenmin blijkt dat de vorderingen van [eisers] in een arbitrageprocedure niet zouden kunnen worden toegewezen. Het standpunt van Posma is ook niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de aard van de vorderingen, te weten een bevel tot rectificatie en een bevel tot het overleggen van stukken, zich niet tegen een toewijzing in een arbitrale procedure. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bezwaren tegen het voorleggen van het geschil aan arbiters niet gegrond zijn.
5.5. Nu ook overigens niet blijkt dat de arbitrageclausule in de statuten ongeldig is, zal de rechtbank de incidentele vordering toewijzen en zich grond van artikel 1022 Rv onbevoegd verklaren van het geschil kennis te nemen.
5.6. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers] worden veroordeeld in de proceskosten van het incident.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2. veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van De Valkenburcht tot op heden begroot op € 452,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007.